
Dit interview is afgenomen op 5 juli 2011.
Kees Knijn, geboren in 1968, is de zoon van de molenaar Rinus Knijn (1929-1987), die de Nachtegaal in bezit had vanaf 1961. Hij kocht de molen in 1961 van Jaap Bijman. Rinus Knijn was een boerenzoon afkomstig van het Oudelandsdijkje in Monnickendam, een bedrijf te groot voor één, te klein voor twee. Over de aankoop zei hij: ik kocht de fouragehandel die hiernaast staat; daar was het me om te doen. Laat nu ‘toevallig’ bij die fouragehandel een molen staan die bij de koop inbegrepen was (31 mei 1979). Zijn wens om in maart 1961 te trouwen zal hier mede debet aan zijn geweest. Hij kocht het woonhuis, de beide schuren en de molen voor ƒ 58.000,=. Zijn opzet was om de fouragehandel van de familie Bijman voort te zetten. Een reclamebord bij de weg vermeldde: Bestrijdingsmiddelen, Fourage- plastic en kunstmesthandel. De molen was vanaf 1961 in zo slechte staat dat je er niet mee kon draaien. Maar ook toen duurde het jaren voordat de middelen bijeen waren gebracht …
Bij de feesten tijdens het 350-jarig bestaan van de Beemster in 1962 bracht Rinus in de molen een bord aan met de volgende tekst:
Hier wordt door wind
En minnekracht
Het fijne graan
Tot meel gebracht.
De minnekracht sloeg op zijn liefde voor de molen en het molenaarsvak.
Restauraties
Tot 1971 stond de molen stil. Toen kwam er subsidie en kon het bouwkundige deel door molenbouwer C.W. Fraij worden gerestaureerd. De restauratie bestond uit het vernieuwen van de beide stalen roeden. Ze waren gemaakt door de firma Wed. Burger te Heerhugowaard. Diverse reparaties aan de achtkantstijlen, nieuwe onderweeg met nieuwe ramen en deuren, nieuwe achter- en middenbalk en een nieuwe staart met een nieuw kruirad. Tot slot werd de rietbedekking vernieuwd en de molen geschilderd. De totale kosten bedroegen ƒ 62.000,=. Daarna was het geld op, zo simpel was dat. Bij deze restauratie kregen de weegdelen, die voorheen wit geschilderd waren, een groene kleur. Op 13 mei 1972 kon de molen weer feestelijk in gebruik worden genomen, zij het met de nodige beperkingen. De krui-inrichting, de kruipalen en het tweede steenronsel waren hard aan restauratie toe.
Na de restauratie van 1972 is Rinus Knijn actief met de molen gaan malen; tarwe voor menselijke consumptie en mais als veevoer. Hij werd vanaf 1977 daarin op zaterdagen actief bijgestaan door de 16 jarige Fred Oudejans, een onvervalste molengek, zoals Rinus hem typeerde. Samen met Fred Oudejans volgde Rinus in 1981 een cursus Malen met stenen in Wageningen. Deze cursus was er op gericht dat de moleneigenaar zijn eigen molenstenen kon scherpen, het zogenaamde billen, en het stellen van de onderdelen van de maalstoel (Noord-Hollands dagblad, 23 april 1983).
In 1975 werd een beheerscommissie opgericht waarin naast eigenaar Knijn, ook A.J. de Koning, toemalig directeur van de vereniging De Hollandsche Molen en neef van Rinus, en de heer H. Labee, directeur technische dienst Beemster en Zeevang vertegenwoordigd waren. Zij zorgden gezamenlijk voor de benodigde gelden zodat de restauratie in 1977-1978 een vervolg kon krijgen. Het werk werd toen uitgevoerd door molenbouwer Saendijck. Daarbij werd de krui-inrichting vervangen door een zogenaamd Engels kruiwerk, het wiekenkruis werd vastgezet en de molen werd geschilderd. De totale kosten bedroegen toen ƒ 24.460,=.
Voor de foeragehandel kocht Rinus zijn grondstoffen in bij de groothandel Arie Blok in Woerden. Hij deed aan omzetverbreding door de verkoop van eieren die zijn 250 kippen opleverden en door de verkoop van groente die zijn tuin opbracht.
In het midden van de jaren tachtig liep de omzet terug doordat de leveranciers rechtstreeks aan de boeren gingen leveren die daartoe op hun erf grote silo’s lieten plaatsen.
Op 9 maart 1987 ontving Rinus Knijn tijdens de Algemene vergadering van de Vereniging de Hollandsche Molen het certificaat van verdienste.
In augustus 1987 overleed hij plotseling, 59 jaar oud.
Zijn weduwe besloot de molen met alles daarbij te verkopen. Dat ging in die tijd niet zo voorspoedig. Daarom besloot ze de boedel te splitsen. Ze verkocht eerst de woning. De molen met de beide schuren werden aangeboden door makelaar Tromp voor de somma van ƒ 200.000,=. Probleem daarbij was dat er op de beide loodsen geen woonvergunning zat zodat ze alleen bedrijfsmatig gebruikt konden worden. Pas in november 1991 werden beide gekocht door Ron Groen, de huidige eigenaar.
Groen kocht het complex met name vanwege de beide loodsen waarin hij een meubelmakerij en een meubeltoonzaal begon. Hijzelf had geen verstand van molens maar omdat hij bevriend was met Kees Knijn stelde Groen aan hem voor: ik zorg voor het onderhoud van de molen als jij er op wilt draaien. Zo gezegd, zo gedaan.
Kees Knijn, de zoon van Rinus, draaide sindsdien als vrijwilliger bij Groen op de molen. Omdat Groen de molen op de lange duur niet in goede staat hield besloot Kees om met Kerst 2001 voor het laatst de kerstverlichting aan te brengen en te draaien. De heklatten zaten los waardoor er gevaar ontstond voor omwonenden. Toen is voor de laatste keer de molen met behulp van een trekker op de wind gedraaid.
Ondanks zijn grote belangstelling voor het molenaarsvak heeft Kees nooit de opleiding voor vrijwillig molenaar gevolgd. Wellicht is de komende restauratie daartoe een goede stimulans.
Jaap van der Veen
14 juli 2011